Dormont, de voogd van Giulia, weet niet dat zij in het geheim getrouwd is met Dorvil en dat deze haar ’s nachts langs een ‘zijden ladder’ kan bezoeken. Had hij dat geweten, …ach, dan had hij haar niet voorbestemd voor de jongeman Blansac, die echter op zijn beurt verliefd is op Lucilla… De dubieuze huisknecht Germano vergroot de verwarring, waardoor het nog bevredigender is dat aan het slot alles op z’n pootjes terecht komt.
Talloze malen vormen deze patronen van verliefdheid en afgunst tussen meesters en meisjes, tussen knechten en mevrouwen, meestal nog door verkleedpartijen aangescherpt, de basis van de opera buffa, aanvankelijk nauwelijks of niet getolereerd door de adel, maar nu, in Rossini’s tijd aan het begin van de negentiende eeuw, gemeengoed.
In 1812 schrijft de jonge Rossini vijf opera’s, heen en weer reizend tussen Milaan en Venetië, repeterend, dirigerend, onderhandelend met zangers, zangeressen, schouwburgdirecteuren, musici, librettoschrijvers… La scala di seta (‘De ladder van zijde’) is er een van. Wat een meesterhand, meteen al die vitale, vrolijk kwekkende ouverture vol geinige houtblazers-grappen, die ons zonder omwegen naar de slaapkamer van Giula leidt…
De voornaamste karakters krijgen, zoals het hoort, tenminste één eigen aria om in heerlijk bel canto te schitteren, maar de ensemblenummers zijn toch het hoogtepunt. Mooier dan Frédéric Vitoux het zegt in zijn biografie (Amsterdam 1990) kan het niet worden geformuleerd: ‘La scala di seta lijkt door Rossini te zijn gecomponeerd om uit te komen bij het slotsextet, wanneer het middernacht slaat, het uur van de liefde, van de hereniging van liefdesparen […]. Dit sextet ontkurkt Rossini als een champagnefles […] en hij brengt een melodie tot schuimen die van het ene personage op het volgende overgaat, hen exalteert, dronken maakt en vergeeft in het oneindig sensuele crescendo dat wordt opgebouwd door een componist van twintig jaar.’
Na zijn veertigste deed hij vrijwel niets meer. Hij was dik en rijk, en zette iedere dag een andere pruik op. De barbier van Sevilla is van zijn bijna veertig opera’s de mooiste, maar cellisten zullen nooit genoeg kunnen krijgen van de ouverture tot Guillaume Tell.