Lassus hoorde de fado-zangeres Cristina Branco in de grote zaal van het Concertgebouw. Zij werd muzikaal bijgestaan door drie gitaristen (prettige Portugese kerels die achteloos virtuoze loopjes afgooiden) en een pianist (die hoorde, geloof ik, bij haar, maar bepaald niet bij deze volksmuziek).
Wat een weemoedige, droevige atmosfeer brachten die nu eens weelderige, dan weer kale klanken met zich mee! De ruimte was te groot, de versterking, hoewel perfect, eigenlijk tegen deze muziek in, die je graag zou willen horen in een café’tje in Lissabon en niet opgeprikt op rij 23 stoel 52 met 1200 anderen. Het is trouwens net zo goed muziek om doorheen te praten als om naar te luisteren: het verplichte zwijgen in de plechtige concertzaal maakt muziek heilig (en het vreemde is tegelijkertijd, dat zij dat in wezen natuurlijk ook is). Kortom, een niet opgelost probleem.
Het huwelijk tussen het woord en de muziek blijft moeilijk. Heel jammer dat je door de taal niet kon begrijpen wat al het leed was, waarover daar gezongen werd. Liefde? Geld? Dood? De taalbarrière is zo groot. Zou je een tweetalig programmaboekje willen hebben? Ook weer zowat. Dan zit je als luisteraar alsmaar te loeren in de tekst om te zien of je het allemaal volgen kan. Dan komt de overgave aan de muziek weer in het gedrang. Kortom, een niet opgelost probleem.