Column

Lassus: Hoe? Wat?

Lange tijd had ik Mozarts pianoconcert nr. 24 (KV 491) niet gehoord, maar ineens was het daar, en geen mens met oren aan het hoofd—en iedereen heeft ze – die er naar luistert (en met luisteren bedoel ik niets anders doen dan luisteren) kan zich onttrekken aan de intens duistere klem die dat werk op je legt. Het heeft een grote orkestbezetting (nou ja, ‘groot’ voor Mozart dan, één fluit, twee hobo’s, klarinetten, fagotten, hoorns, pauken en strijkers), waarvan de blazers in het middendeel met twee intermezzo’s vol aan de bak komen. Vaak laat de tovenaar in het laatste deel zijn greep wat losser met een vrolijk rondo, maar hier zeker niet. Hij blijft, op één variatie na, in een sombere stemming met een bijna wanhopig zoodje triolen aan het slot, niet ‘stralend’ of ‘uitbundig’, maar zonder enige nadruk, wat, vreemd genoeg, nog meer effect heeft – ‘af door zijdeur’ zou er in een toneelstuk kunnen staan.

Onvoorstelbaar vaak is gepoogd in woorden te vangen wat het wonder van deze, schijnbaar zo ‘eenvoudige’ muziek is. Dat is nooit gelukt, niet aan welke toehoorder dan ook in de pauze van welk concert dan ook, niet aan de meest lyrische recensent (en er wordt wat afgejoeld in die kranten), niet in welk boek over Mozart ook, en dat is maar goed ook, anders was het geen muziek. Hier (maar hier nog onbegrijpelijker dan waar ook, omdat het allemaal zo ‘natuurlijk’, zo ‘simpel’ klinkt) staat de mens overduidelijk voor het raadsel waarom muziek ons wat te zeggen heeft. Hoe? Wat?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Privacy Preference Center