Voor de verandering maakten wij een huisconcert mee op een wrakke verdieping in de Amsterdamse Pijp. ‘Ik ben maar van de catering, hoor!’ riep de gastheer, die zich voornamelijk in de vierkante meter keuken bezig hield met soep uit een tube warm te maken. Veertig, misschien wel vijftig mensen poogden onderwijl hun jassen kwijt te raken zonder in het trapgat te vallen, en persten zich samen op gehuurde klapstoeltjes, hét vaste attribuut van elk huisconcert.
Een Portugese cellostudente speelde Amerikaans geweld, trotse (groot)ouders luisterden naar onbewogen viool- en pianospel van 9-jarige meisjes, een moedige jonge vrouw met een wel heel mooi mantelpakje hanteerde de viool, een gedreven pianist-arrangeur speelde schitterende Engelse filmmuziek, en tot slot hoorden wij bekwame jonge musici in het klarinettrio van Brahms. Innig voldaan door zoveel moois (en de soep was ook heerlijk) keerden wij veel later huiswaarts.
Wat een rijk land, dat Holland, met zo veel muziek in soorten en maten, muziek die inderdaad geworteld is in, en gevoed wordt door ons en onze kinderen, of het nu de moeder is die in een koor zingt, de vader die nog steeds pianoles heeft of de zoon die in een rockbandje speelt: dat is de basis waarop zo veel getalenteerde vakmensen kunnen groeien en tot bloei komen. Natuurlijk, er is nog veel te wensen (denk eens aan de armoedige muziekeducatie op scholen, altijd, altijd het kind van de rekening, of aan de lessen op de muziekschool van 23 minuten inclusief jas uitdoen en instrument uit de hoes halen!). Maar desondanks kan je iedere dag van de week alle muziek horen die jij mooi vindt, in de plaatselijke concertzaal, in een gehuurde sportkantine, of op een wrakkige verdieping in de Pijp.