Het heeft ook iets engs, zo’n mooi beschilderde en behangen dame, één hand op de glanzend-zwarte vleugel, de andere hand wanhopig stil houdend, meestal op een onnatuurlijke plaats voor het lichaam, muzikale en dus emotionele hoogtepunten vaak onderstrepend door haar te openen, of zij om een euro vraagt. Waarom lopen ze niet gewoon heen en weer, die zangeressen, waarom kunnen ze niet ontspannen of althans die indruk wekken? Op zo’n zang-recital heeft de krampachtige dienst aan de schoonheid, aan de kunst, ja, aan de Kunst, een averechts effect.
Zo’n liedje van Franz Schubert (hij schreef er meer dan zeshonderd, bij zo’n aantal kan je toch gewoon voor je uit zingen?) is helaas belast met muziekbibliotheken vol ontzag voor het genie van de vroeg overleden (helpt ook altijd voor extra eerbied) componist. En de kunstenares heeft ook nog tien jaar gestudeerd in Parijs en München en Toronto en weet-ik-waar en master-classes gevolgd bij alle Udo Reinemannen ter wereld, voordat ze hier nu ook in de Kleine Zaal met heel haar muziekinstrument (‘beaucoup de monde au balcon’) stijf van onderdrukte spanning onmetelijk haar best staat te doen.
Gelukkig kan het ook anders. Een verademing was het concert gegeven door een zangersgroep van vijf heren, bijgestaan door een pianist en een gitarist, zich noemende ‘Frommermann’, naar de oprichter van het Duitse ensemble ‘Comedian Harmonists’ dat tussen de wereldoorlogen het Duitse publiek amuseerde. Het was een feest te horen hoe zij in subtiele en ook minder subtiele bewerkingen en danspasjes Erlkönig, de forellen, Maria (van het Ave) en het heideroosje in een liefderijke tang namen. Wat een vaart, wat een plezier, ach, misschien was het wel wat ge-acteerd, maar dan wel zo goed dat het leek of het spontaan was. En zang, intonatie, klankverhouding, alles even verzorgd, wat een feest! Weg van het brave, weg van het gezapige… die kant moet het heen, met alle muziek, wel gestudeerd, maar minder bestudeerd, meer moed, maar minder zekerheid. Ga er zelf maar eens aanstaan!