‘Koormuziek, wat krijgen we nou, wat moet ik dáár nou mee?’ denk ik een beetje schamper (en ook nog behoorlijk misplaatst) als ik een stuk of dertig in het zwart gehulde dames en heren het podium van het Concertgebouw zie betreden. Ik heb geen programma en meende de vierde Brahms te zullen horen, maar dit brengt zeker andere kost!
Ik zal je krijgen, jochie, moet de oude Sebastian daarboven gedacht hebben. Meteen al de stralende, vlekkeloos geïntoneerde inzet van het motet ‘Komm, Jesu, komm’ heeft een overrompelende werking, om niet te spreken over het sublieme, volmaakte weefwerk van al die stemmen dat er op volgt. Werkelijk, woorden schieten te kort om het wonder van die muziek te beschrijven: ze brengt je een tien minuten durend verblijf in een andere wereld, in een betere wereld, in -mag je het nog zeggen anno 2009?- de wereld van de engelen. Het zijn zeldzame momenten in een leven, gelukkig misschien maar, zulke momenten waarop muziek je doet beseffen dat het uiteindelijk -al is dat einde misschien nog heel ver weg- goed zal komen met ons allemaal.
Grote woorden, misschien. Maar ik meen ze.
Een volgende keer over de vierde Brahms, die na de pauze kwam!