Column

Lassus: Zwarte Koffie

Toegegeven, we misten de bijbehorende milde Griekse avondlucht. We keken iets te vaak (en van te dichtbij) in het mombakkes van dirigent Simon Rattle, die zeven jaar geleden de Berliner Philharmoniker stond op te zwepen, dan wel te temmen—maar de televisie-opname in een oeroud amfitheater bij Athene (op de achtergrond nog een tempeltje op de Acropolis) was goed bedacht. Of dit ‘Europa’-concert anno 2011 nog vanuit Griekenland zou worden uitgezonden, is een andere vraag, maar die heeft, gelukkig, niet met muziek te maken…

Het was Johannes Brahms, en hoe! Een bewerking van zijn eerste pianokwartet voor groot orkest (ja, gemaakt door die Arnold Schönberg over wie wij eerder schreven), wat een geweldige muziek, de ritmische vondsten, de prachtig golvende melodieën, en tot slot het werkelijk opzwepende ‘Rondo alla zingarese’, de uitzinnige vreugde van een zigeunerbruiloft… dat alles bedacht door die zware, sigaren rokende, ’s nachts zwarte koffie drinkende Duitser met zijn grote baard: een eerste klas mens die van een eenvoudige levensstijl hield en (grote kwaliteit in het Wenen van zijn jaren) geen goed woord overhad voor het alom aanwezige anti-semitisme.

Hij was geen vernieuwer, hij zette met zijn oeuvre de kroon op wat ieder mens als ‘klassieke’ muziek beschouwt. Na hem stierf het Weense klassicisme langzaam af en de muziektaal viel uiteen in een Babel van rivaliserende dialecten (ontleend aan Alex Ross, Listen to this, New York 2010). Maar voordien schonk hij ons zijn vier symfonieën, zijn late kamermuziekwerken waarin de klarinet zo’n hoofdrol in speelt, zijn vioolsonates, maar ook zijn Liebeswalzer—en al luisterend zoek je naar een gemeenschappelijke noemer van al dat moois. Is het melancholie? Is het levensvreugde? Of allebei?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Privacy Preference Center