Tussen al die slappe walsen van de drie Straussen (Johann sr., Johann jr., Josef, je weet natuurlijk dat Richard niet in dit rijtje thuishoort, hoewel…), tussen al die Oostenrijkse rommel (ja, Lassus begint het jaar heel boos) dook tijdens het Nieuwjaarsconcert ineens de Mephistowals van Franz Liszt op. Tja, vanaf de eerste maten weet je dan meteen wat échte muziek is – wat een ongelofelijke suspense, wat een angstaanjagende sidderingen weet onze Hongaarse held (compleet in priestergewaad gestoken, want om zich nog interessanter te maken dan hij al was, trad hij toe tot een lagere priesterorde) in de luisteraar op te wekken! De paar intervallen waar het hoofdthema op gebouwd is, zijn een aardige vondst, meer niet. Maar alleen een genie, een toneelspeler van mega-formaat (de grens tussen schijn en werkelijkheid compleet vervaagd), een man van het brede gebaar, en bovenal alleen een gedrevene kon met die betrekkelijk eenvoudige motieven tot zo’n meeslepend stuk muziek komen.
Tussendoor zagen wij op het scherm vier, vijf foto’s van Liszt voorbij komen, al vroeg wist hij zich geweldig interessant te presenteren, met die vreemde, fascinerende kop waarop ergens nog een monsterachtige puist zit. En het fenomenale pianospel (het moet verbluffend zijn geweest) deed de rest. Europa, en daarvan vooral het vrouwelijke deel, lag aan zijn voeten. En terecht. Een edelmoedig mens, die alles overhad voor zijn afschuwelijke vriend Richard Wagner en overal mensen hielp waar hij kon, een groot kunstenaar en componist, een complexe persoonlijkheid wiens werk dit jaar (hij is tweehonderd jaar geleden geboren) vaak te horen zal zijn. Ga er heen, niet alleen de Liebestraum is superieure muziek!